zaterdag 24 augustus 2013

Locks and lochs

Het Caledonisch kanaal, de feiten:
Het kanaal is 50 nautische mijl (96,5 km) lang. Waarvan 34,5 km met de hand is gegraven. De rest wordt gevormd door lochs, natuurlijke, diepe zoetwatermeren, waaronder Loch Ness. In het kanaal zijn 29 sluizen (locks) en 10 draaibruggen. De eerste 13 sluizen brengen je omhoog naar 32 meter boven de zeespiegel. Daarna daal je weer af.

Het Caledonisch kanaal, het verhaal:
Donderdag 15 augustus kunnen we rond 1300 uur door de eerste sluis. We gaan meteen door twee andere sluizen die direct achter elkaar liggen en motoren naar Neptune’s Staircase: een rij van acht sluizen die als een trap omhoog gaan. Bij deze sluizen moet je zelf met de boot meelopen de volgende sluis in. De sluis is onderbemand en we moeten dit met zijn 2-en doen. Keimpe aan het roer en Ank met de lijnen aan de kant. Bij de tweede sluis heeft de sluiswachter erg veel haast. De sluisdeuren achter ons gaan dicht terwijl wij nog niet vastliggen. De deur raakt de windvaan achterop, maar gelukkig geen schade. Vanaf sluis 1 worden de handelingen van Keimpe aandachtig gevolgd door een meneer met een cowboyhoed op. Na de derde sluis denkt Ank: ‘die meneer met die cowboyhoed heeft nu vast wel door hoe het werkt en wil ons misschien wel helpen met de voorlijn’. We hoeven de vraag maar half te stellen of er verschijnt een big smile op zijn gezicht. De overige vijf sluizen hebben we er een bemanningslid bij. Zijn vrouw verteld dat ze al de hele vakantie elke dag bij de sluizen komen kijken en dat wij de eerste boot zijn die hem vraagt om te helpen. Haar man vindt het geweldig. Wij kunnen wat relaxter door de sluizen en hij heeft de dag van zijn vakantie.

Het is inmiddels tegen zessen en we kunnen niet meer verder, omdat het kanaal om 6 uur dicht gaat. We gaan aan een pontoon liggen in Banavie. De eerste dag in het kanaal hebben we in 5 uur nog geen 1,5 mijl afgelegd. Als dat zo blijft doorgaan… We hebben wel elf sluizen gehad en zijn dus al op 1/3 van het aantal sluizen. Naast ons komt een Sigma 33 liggen met drie mannen aan boord. Een van hen heeft de boot gekocht in Ierland en ze zijn de boot nu naar de thuishaven in Scarbourough in Oost Engeland aan het brengen. We kletsen wat met elkaar en we zullen elkaar nog vaker tegenkomen in het kanaal.

De tweede dag varen we naar het stadje Fort Augustus. We motoren over Loch Lochy en Loch Oich naar Fort Augustus. Hier zijn weer vijf sluizen als een trap achter elkaar. Nu gaan we niet meer omhoog, maar alweer omlaag richting zeespiegel. We besluiten voor deze sluizen te overnachten. Fort Augustus is een drukke toeristische attractie. Langs de sluizen zijn terrassen waar je de verrichtingen van de boten kunt bekijken. Het doet ons wel een beetje aan Muiden denken. Als we na een rondwandeling door het dorpje weer terug zijn bij de boot, ligt er een grote motorzeiler voor ons. Wanneer de eigenaar de gigantische generator (genoeg voor de feesttent op een beetje dorpsfeest) start die op het achterdek staat, kijkt hij wat schuldig naar ons. Terecht! Wat een herrie. Hij komt dan ook snel om zich te verontschuldigen en een praatje te maken. Als we een pub inlopen om een hapje te eten komen we de drie mannen van de Sigma 33 weer tegen. Het is erg druk, maar we kunnen bij hun aan tafel aanschuiven. Het blijkt dat ze erg onder de indruk zijn van onze reisverhalen van de dag ervoor. Een van hen, Stephen, is net twee weken met pensioen en zegt dat we een klein vlammetje bij hem hebben aangestoken. Zijn vrouw is al op de hoogte gebracht.

De derde dag is het nat en koud. Gelukkig hoeven we maar een klein stukje. We gaan naar Foyers Bay. Een Deen heeft ons getipt dat daar een geweldig restaurant zit. Maar eerst moeten we nog door de vijf sluizen in het Fort Augustus. Naar beneden door de sluizen gaat een stuk relaxter dan naar boven zoals bij Neptune’s Staircase. Bovendien worden we met de lijnen geholpen door de sluiswachters. Na de sluizen varen we Loch Ness op. Argggh spannend! Er staat flink wat wind en het regent. In no time zijn we in Foyers Bay. Daar maken we tussen de buien door een wandeling langs een kloof naar de waterval. ’s Avonds gaan we uit eten bij Foyers Country House, een klein hotel annex restaurant met gestresste eigenaresse (de gedachte aan Faulty Towers komt op). Het pand is prachtig, de inrichting klassiek Engels en het eten mwa, behalve dan het toetje, dat was erg lekker.

De vierde dag is het droog en we varen vlot over het tweede stuk van Loch Ness met windkracht 7 a 8. We denken dat het monster lekker thuis achter de kachel zit. Aan de whisky? Het laat zich in ieder geval niet aan de vele toeristen zien. Als we eenmaal het kanaal invaren richting Inverness wordt de wind een stuk rustiger. In Inverness gaan we in de Seaport marina liggen en ja hoor daar zijn ook weer de drie mannen van de Sigma 33. Three man on a boat noemen ze zichzelf inmiddels, naar een beroemde serie in de UK. We drinken een glas wijn met ze en ze komen de Gaia bewonderen. Zoiets hebben ze dus nodig voor een reis. Ze blijven honderduit vragen en de sms-jes met plannen voor eenzelfde soort reis worden naar het thuisfront gestuurd. Graham, een van de mannen krijgt een sms terug van zijn vrouw of ze soms aan de whisky zitten?

De dag erop vieren we Keimpe’s 50-ste verjaardag met slingers, ballonnen, zelfgemaakte brownies met kaarsjes, kadootjes, kusjes, een biertje en een etentje bij een Indiaas restaurant. Hij krijgt veel sms-jes en mail voor deze ‘mijlpaal’, erg leuk!!

Na enige klussen en boodschappen vertrekken we woensdag richting Nederland. We worden bij Inverness uitgezwaaid door een aantal grote dolfijnen, die enthousiast om de boot uit het water springen. Wauw! Het plan is om de terugtocht in twee etappes van ca 250 mijl te doen om zoveel mogelijk gunstige wind te pakken. Inmiddels is de eerste etappe achter de rug en liggen we in Amble aan de Engelse oostkust: geen bergen, sparrenbossen en janvangenten  meer, maar slib, duinen en eenden. Dat doet ons denken aan de wadden, waar we misschien nog wel heen gaan. Voorlopig is het even wachten op wat gunstiger weer voor de oversteek naar Nederland.

vrijdag 16 augustus 2013

West Schotland: Islay en allemaal lochs

Er is nauwelijks wind als we van Bangor naar Islay varen, dus we hebben de hele weg moeten motoren. Het was mooi weer en we hebben onderweg de boot in de was gezet en zij glimt weer als nieuw. Als Islay in zicht komt doemen al snel de eerste whiskydistilleerderijen aan de kust op. Er zijn  er acht op het eiland, die beroemd zijn om hun peaty (turfachtige) en zilte smaak. We gaan voor anker in de baai bij Port Ellen voor twee nachten en genieten van de rustige, groene omgeving. Daarna gaan we in het haventje liggen om het eiland te bekijken, evenals een paar distilleerderijen.

Onderweg naar de Lagavulin distilleerderij, waar we hebben geboekt voor een tour, komen we langs de Laphroaig distilleerderij. Daar nemen we een kijkje in het bezoekerscentrum: je kunt er van alles kopen, met name veel spullenboel die niks met whisky te maken heeft. Lagavulin heeft een hele andere uitstraling dan Laphroic, dat er behoorlijk gelikt uitziet. Je hebt bij Lagavulin meer het idee dat je in een oud schoolgebouw rondloopt. Alles is in mosgroene en roomwitte tinten geschilderd. We wachten in een soort antieke huiskamer tot de tour begint. Een erg vriendelijk meisje leidt ons door de distilleerderij en vertelt hoe eenvoudig het maken van whisky eigenlijk is. We krijgen onderweg een slokje uit een groot vat halverwege het proces. Het smaakt naar bier en is best lekker, maar niet beschikbaar voor de verkoop. De distilleerderij werkt op dit moment op volle toeren dus elk drupje hebben ze nodig om whisky te maken. Na afloop krijgen we natuurlijk de whisky te proeven en tot Ank’s grote verbazing vindt ze het lekker.

De volgende dag gaan we op de fiets naar de Bowmore distilleerderij. Daar willen we ook een rondleiding, omdat ze daar nog met de hand de gerst laten ontspruiten tot malt. Helaas blijkt dat de distilleerderij een ‘silent period’ heeft; de boel ligt stil. De stand van de rivier waar ze hun water vandaan halen is in de zomer te laag en ze gebruiken de productiestilstand ook voor groot onderhoud. De dame die de rondleiding geeft weet echter zo spannend te vertellen hoe hun whisky wordt gemaakt dat het eigenlijk niet uitmaakt dat de distilleerderij stil ligt. Na de rondleiding kunnen we aan de bar weer allerlei whisky’s uitproberen. Ank vertrekt met een unieke fles whiskylikeur.

De laatste avond op Islay worden we nog uitgenodigd door de Ierse buren van de Kaos II voor een hello and farewell borrel. Ze hebben de halve steiger uitgenodigd en het is propvol op hun boot en erg gezellig. Zo komen we erachter dat de buren aan beide kanten op hun boot wonen, dat de buurman aan de ene kant Nederlander is, dat het sinds jaren weer uitzonderlijk mooi is en bovendien krijgen we veel tips over te bezoeken plekken in Schotland. We krijgen ook nog geschiedenisles over Noord Ierland, waarbij de ‘bloody Dutchman’ King Willem (de hoeveelste?) een belangrijke rol bij speelde. Foei Willem.

Na Islay gaan we door naar Tayvallich. Het blijkt een klein dorpje te zijn, maar door de vele privé moorings is er eigenlijk geen plek meer om te ankeren. We gaan op zoek naar een andere plek en binden onze boot vast aan de enige mooring bij de Fair Isles. Wat een geweldig sprookjesachtig plekje. Het is er zo stil dat je je eigen oren hoort suizen. Zeehondjes steken nieuwsgierig hun koppie uit het water of liggen te zonnen op een rots. Als we de volgende ochtend om ons heen kijken zien we een ree aan de waterkant grazen en 20 meter verderop ligt het zeehondje alweer te zonnen op een rots. Heerlijk!

We gaan door omdat er harde wind wordt voorspeld en we willen dan op een beschutte plek liggen. We zeilen naar Ardfern waar een marina is. De volgende dag varen we ondanks de voorspelling van veel wind richting Craobh haven. Als we het loch (alle zee-armen heten hier lochs) uit zijn, blijkt het erg mee te vallen met de wind en we besluiten om door te zeilen naar Oban. We hebben een heerlijke tocht door de met allerlei eilanden en rotsen omgeven loch’s, die in de zon liggen om vervolgens weer schuil te gaan achter regensluiers of dreigende  bewolking.

In Oban Bay liggen we in de marina op het eiland Kerrera tegenover Oban, dat prachtig op groene heuvels aan de baai ligt. Met een gratis ferry kun je van de marina naar de stad. Keimpe verkent de stad en neemt een kijkje bij het McCaigs colloseum. Eind 19e eeuw heeft meneer McCaig dit colloseum laten bouwen om zo de metselaars in de winter ook werk te bezorgen. Helaas stierf hij voordat het interieur vorm kon worden gegeven: er staan alleen de buitenmuren. Ank doet ondertussen boodschappen. ’s Avonds gaan we uit eten in een leuk restaurant dat zijn eigen bier brouwt. Achterin is een bar waar je wat kunt drinken tot er een tafeltje vrij is. Dat melden ze wel op een hele bijzondere manier. Je krijgt een plastic bierviltje met ledlichtjes. Als de ledlichtjes gaan knipperen weet je dat er een tafel voor je vrij is.

Na Oban zeilen we door naar Loch Aline. We liggen aan het einde van de baai voor anker en ook hier is het weer geweldig mooi. De baai is omringd met bossen en aan het eind torent een kasteeltje boven de bomen uit. Er zijn hier veel van dit soort kasteeltjes en minstens zo veel ruines (vaak helemaal met mos en ander groen bedekt), die een rijk verleden met vele onderlinge clantwisten verraden.

De volgende dag zeilen we weer verder richting Caledonisch kanaal. Hoe verder we landinwaarts komen, hoe hoger de bergen worden. Omgeven door deze bergen gaan we voor anker in Loch A’Choire, dat als ‘dramatisch’ wordt omschreven en vast erg mooi is, maar door de opgekomen grijzigheid en nattigheid zien we niet veel van de omgeving. Ook als we de volgende ochtend vroeg vertrekken naar het Caledonisch kanaal, hangt de bewolking nog halverwege de bergen. Soms lijkt het erop dat de zon wil doorbreken, maar uiteindelijk blijven we varen in de lage bewolking, die de omgeving in een beetje mysterieuze sfeer zet. Het klaart pas op als we bij de ingang van het Caledonisch kanaal zijn en zien we onder andere de grootste berg van Groot Brittanie, de Ben Nevis (wel 1340 m), naast ons oprijzen.

Inmiddels liggen we in het Caledonisch kanaal, waar het hard werken is en we een Engelsman de dag van zijn vakantie bezorgen. Daarover later meer.

zaterdag 3 augustus 2013

Surfen op de Ierse zee

Na ons uitstapje naar Kopenhagen hebben we eerst een dagje geluierd aan boord om bij te komen van alle ervaringen. De dag erop wilden we vertrekken, maar harde wind en veel regen hield ons nog een dagje in Crosshaven. Bij ons vertrek uit Salve Marine krijgen we van Wietze (de eigenaar)  weer twee gerookte makrelen en een groot muskietennet voor of eigenlijk tegen de midgets (hele kleine mugjes), die we mogelijk in Schotland in grote getale tegen gaan komen.

Op de dag van vertrek varen we om half 7 in de morgen de rivier op. De eerste uren hebben we gemotord, maar daarna hebben we heerlijk kunnen zeilen naar Kilmore Quay, een 70 mijl van Crosshaven vandaan, bij de zuidoost-punt van  Ierland. Tegen zeven uur ’s avonds liggen we in het jachthaventje.

Kilmore Quay is een klein vissersdorpje. In de haven is er grote bedrijvigheid. Er liggen veel grote vissersschepen, maar ook flink wat kleintjes. Aan het einde van de haven is een klein jachthaventje. We worden verwelkomd door een zeehond, die Jacques heet zoals we later lezen, en een enthousiaste havenmeester. We hadden gelezen dat op de Saltee Islands, die zuidelijk van Kilmore Quay liggen, puffins voorkomen. Puffins zijn watervogels met een hele aparte kop en die wilden we wel eens in het echt zien. De dag erop gaan wij op een kleine bootje mee op toer rond de eilanden. De eilanden zijn prachtig en we zien heel veel vogels: meeuwen, jan van genten, aalscholvers en in de verte dobberen ook een paar puffins. Maar wat we nog veel meer zagen waren zeehonden. Rond de twee eilanden leven honderden zeehonden. Een geweldig gezicht, al die nieuwsgierige koppies boven water.

De dag erop varen we weer verder naar het noorden van Ierland. We maken een tussenstop in Arklow. We hoeven er ook echt niet langer dan een nachtje te liggen: het stinkt er en we moeten veels te veel geld betalen. Snel door naar Howth, een vissersdorp ten noorden van Dublin. De marina heeft de grootste yacht club van Ierland met zo’n 2000 leden. Je merkt dat goed aan de bedrijvigheid. Overdag hebben groepjes kinderen les en elke avond worden er wedstrijden gevaren. We drinken nog een biertje met clubleden in de club, die het wel leuk vinden dat wij Hollanders hun clubhuis bezoeken.

Vanuit Howth gaan we een dag naar Dublin. Nou de grote stad was wel even overdonderend voor ons, al die drukte. Een aanval op al onze arme zintuigen; haha. Met als grootste schok misschien wel het amfibievoertuig waarin toeristen getooid met plastic Viking helmen in de stad werden rondgereden.

Dublin heeft een grote universiteit, Trinity College en daar willen we naar de oude bibliotheek en de tentoonstelling van het Book of Kells. Het Book of Kells bevat de vier evangeliën en werd rond het jaar 800 geschreven door Keltische monniken. Het werk is rijk versierd en wordt beschouwd als een meesterwerk van de westerse kalligrafie. Als we ´s ochtends bij de bibliotheek aankomen staan er honderden mensen in de rij. Mmmmm, daar hebben we geen zin in. Dus we gaan eerst de Chester Beatty Library. Meneer Beatty heeft zijn hele leven boeken van over de hele wereld (en een paar schilderijen) verzameld en een deel is nu te zien in deze bibliotheek. Hij verzamelde de boeken niet om de inhoud, maar om de decoraties, tekeningen en de rijk versierde kaften. Vooral de Islamitische en Japanse boeken zijn erg mooi. Jammer dat in de onze moderne samenleving de decoratieve kunst eigenlijk helemaal verdwenen is.

In de stad eten we ergens een broodje en gaan daarna Temple Bar verkennen. Een toeristische straat vol kroegen, overdag gebeurd er niet veel, dus we zijn er snel weer weg. We doen een tweede poging om de oude bibliotheek op het terrein van Trinity College te bezoeken. Nu is de rij helemaal weg. De kalligrafie van de Book of Kells is prachtig om te zien. Ook de oude bibliotheek met meer dan 20.000 boeken is erg mooi. Eind van de middag gaan we weer met de trein naar Howth om daar even bij te komen van de stadse drukte.

Na Howth varen we door naar Ardglass. We zeilen met 6-7 beaufort op de genua in volle vaart over de Ierse zee. Het is erg rustig, we zien twee vrachtschepen, maar geen enkele zeilboot. In Ardglass blijven we een dagje liggen, omdat er erg veel wind is voorspeld. Ook de vissersboten blijven binnen. We maken kennis met onze Engelse buren, Linda en Brian en onder het genot van een glaasje wijn geven ze ons allerlei tips voor leuke ankerplekjes, haventjes en pubs in Schotland. En ze leren ons een beetje Gaelich Schots: wee drum = een beetje whisky; maar je krijgt dan een glas vol. Slainte Mhath = proost.

Na Ardglass zeilen we wederom met ruime wind en alleen op de genua naar Bangor, een plaats onder Belfast. Ook dit is weer een tussenstop want we hebben besloten dat we zoveel mogelijk tijd in Schotland willen doorbrengen en slaan Belfast deze keer over.

We hebben erg genoten van de gastvrijheid van de Ieren. We begonnen met een hittegolf en nu is het een stuk frisser met 17 graden. Maar de zon schijnt regelmatig en hoewel we veel wind hebben gehad in de Ierse zee, viel de regen vooral als we in bed lagen.

Morgen de laatste etappe naar Schotland. We gaan naar het eiland Islay waar acht whisky distilleerderijen zijn. Of we ze allemaal gaan bezoeken, lezen jullie de volgende keer.